De trap die nergens heen gaat

Er was in Frankrijk een plek die al jaren op mijn lijstje van must-sees stond: Oradour-sur-Glane in de Haute-Vienne, 20 kilometer ten westen van Limoges. Ik had erover gehoord, wel eens iets gelezen en foto's gezien, en was nieuwsgierig hoe dat er in werkelijkheid uit zou zien, een dorp dat in precies dezelfde verwoeste staat gelaten was waarin het aan het einde van de oorlog verkeerde.

Voor ons, echte Zuidfranse vakantiegangers, ligt het westelijk deel van la douce France niet op de reisroute, maar nu schoonzus en zwager sinds een half jaar een huis hebben op een half uur rijden van Limoges, ligt dat anders. En zo werd Oradour half mei, tijdens onze week vakantie bij hen, op het uitstapjeslijstje gezet.

Oradour-sur-Glane is een gedenkplek, een monument, maar vooral een spookstadje waaruit alle menselijk leven is verdwenen. In de Tweede Wereldoorlog viel het stadje ten prooi aan een gruwelijke actie van de Duitse bezetter. De Dordognegidsen van ANWB en Michelin zijn het niet eens over de aanleiding. De eerste oppert nog dat er wellicht sprake was van een misverstand, dat de SS eigenlijk het iets zuidelijker gelegen Oradour-sur-Vayre op het oog hadden, waar een kern van het Franse verzet zou zitten. Michelin laat er geen twijfel over bestaan: de keuze van de nazi's was bewust op dit dorp gevallen, juist omdat de bevolking volkomen onschuldig was aan verzetsactiviteiten, en daarom werd het bij uitstek geschikt geacht om als afschrikwekkend voorbeeld te dienen. 

Avenue de la gare zoals het was

Avenue de la gare, kort na de aanslag

Avenue de la gare, 16 mei 2012


Op 10 juni 1944, vier dagen na D-Day, trok een colonne vrachtwagens en pantservoertuigen van de Panzerdivision ‘Das Reich’ van de SS het dorp binnen, terwijl soldaten de toegangswegen afgesloten. De hele bevolking bijeengedreven op het marktplein, 642 mensen, onder hen 247 kinderen. Vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk, de mannen in schuren en loodsen. Honderdzestig SS-ers richtten een slachting aan en maakten met brandbommen en granaten het dorp, een doodgewone, welvarende gemeenschap met scholen, winkels, een tramlijntje, een postkantoor, hotels en cafés, met de grond gelijk. Vrijwel niemand ontsnapte aan de slachting. Van één vrouw, Marquerite Rouffance, is op internet een ooggetuigenverslag te lezen hoe ze aan de massamoord in de kerk ontkwam.        

Op de woensdag voor Hemelvaartsdag, een stralende dag, reden we erheen. 'Gek dat je nergens meer bordjes ziet', zeiden we nog tegen elkaar, maar de woorden stokten ons in de keel: rechts van ons, van de weg gescheiden door een goed onderhouden grasveld, zijn daar opeens zwartgeblakerde ruïnes. 

Vanuit het moderne Centre de la Mémoire komen we via een onderdoorgang in het dorp. We weten waar we heen gaan, wat we zullen gaan zien, maar toch komt de onmiddellijke confrontatie met de horror aan als een stomp in de maag.

Oradour-sur-Glane... een stadje dat alleen nog uit kapotte huizen bestaat. Letterlijk zover het oog reikt, want de Duitse Gründlichkeit is hier met overgave te werk gegaan. Geen enkel huis werd overgeslagen. 

In de geblakerde, beroete ruïnes staan verroeste naaimachines, wat er rest van een kinderwagen, een oven, kachels, bedframes, een betegelde schouw, pannen en een weegschaal, winkels dragen nog de overblijfselen van rolluiken, luifels en tegels, op straat en in wat garages zullen zijn geweest staan verroeste auto's - sommige compleet kapot, andere hebben nauwelijks schade, heel vreemd. 

Futiele gedachte bij het zien van zóveel verwoesting: natuursteen is beter bestand tegen zulk geweld dan baksteen… Alsof dat er toe doet.

Het vreedzame bestaan in dit marktstadje is abrupt stopgezet, en net zo abrupt eindigen muren in rafelranden van gebroken steen. Het moet ook een mooi dorp zijn geweest met oude huizen: op sommige gevels vinden we jaartallen. In de katholieke kerk waar zoveel vrouwen en kinderen werden afgeslacht: een verwrongen doopfont, een poppenkinderwagen, en intense stilte.  

Daar waar mensen leefden groeien nu bomen, bloemen en gras, en vogels hebben het goed in Oradour, horen en zien we tijdens onze wandeling. Op de begraafplaats, zo’n typische Franse met huisjes op de graven, is een monument geplaatst waarop de namen van alle 642 slachtoffers staan vermeld. Er liggen ook twee grafkisten - onder de glazen deksels liggen menselijke resten.

Twee-en-een-half uur lopen we door de dode straten, bevangen door onze eigen ontzetting. Bordjes op sommige huizen vermelden namen van hen die probeerden te ontsnappen en op de vlucht werden doodgeschoten. 
Bijna aan het eind van de hoofdstraat zien we in de ruïne van een huis een monumentale stenen trap die nergens heen gaat. Voor mij is dit,  meer dan wat ook, symbool voor het drama dat zich hier afspeelde.

We maken foto’s in een poging de overweldigende indrukken vast te houden. Gek genoeg voelt het ook alsof de verdwenen bewoners, door de aandacht die we de resten van hun leven geven, even niet vergeten zijn.

Teruglopend naar de auto passeren we het 'Monument aux martyrs d'Oradour-sur-Glane' dat de Catalaanse beeldhouwer Apel.es Fenosa (1899-1988) na de bevrijding van Oradour in 1944 maakte in opdracht van het bevrijdingscomité van de Limousin. Het is een zeven meter hoge zuil staat een zwangere vrouwenfiguur met de armen ten hemel geheven, terwijl vlammen om haar benen lekken. Op de zuil zijn woorden aangebracht van de Franse dichter Paul Eluard, met wie de kunstenaar bevriend was.

Ici des hommes firent à leurs mères 
et à toutes les femmes
la plus grave injure:
ils n’épargnèrent pas les enfants.

Later lees ik dat dit monument pas in 1981 daadwerkelijk werd opgericht - het ontblote bovenlichaam van de vrouwenfiguur werd aanstootgevend gevonden… 

Veel aanvullende informatie vond ik achteraf op oradour-souviens-toi.fr, oradour-sur-glane.fr, oradour.info, en over het beeld van Fenosa en het gedoe eromheen www.persee.fr